De Koningsgracht.

Singel in Schenk 1661-1715 1000px P1060802
“100 Afbeeldinge der voornaamste Gebouwen van Amsterdam door Petrus Schenk 1661-1715”,
nr. 87, “De Hand- en Voetboogsdoelen, op de Cingel nevens de Vergaderplaats van de West-Indische Maatschappij”.
Facsimile uitgave 1970 in eigen collectie Luepp. 
Rick ten Have (D66) wil onze Singel aan Willem Alexander geven. Het is een onzalig idee. Het voorstel blijkt, niet op het eerste gezicht maar bij nader inzien, inderdaad aan te sluiten bij een historisch precedent. Want we zullen zien dat het Singel ooit, in de 17e eeuw, inderdaad al een tijdje de “Koningsgracht” heeft geheten. Maar we zullen ook zien dat die naam bij de Amsterdammers niet gewaardeerd genoeg was om te worden gehandhaafd. Dat blijkt natuurlijk sowieso al uit het feit dat ze in onbruik is geraakt. Ik meen dat de verwerping door de Amsterdamse stadsbevolking van de naam “Koningsgracht” ten gunste van de “Singel” wellicht meer van betekenis is dan de formele naamgeving aan het begin van de 17e eeuw zelf. Ik neem dus als historicus hier, zwaar gezegd, een “functionalistisch” standpunt in. Op het voorkomen van de naam “Koningsgracht” werd ik voor het eerst geattendeerd door een terloopse opmerking in, behalve het AT5 bericht, een artikel over de regulering van de openbare ruimte in 17e eeuws Amsterdam (R.E. Kistemaker, “The Public and the Private: Public Space in Sixteenth- and Seventeenth-Century Amsterdam” in: Arthur K. Wheelock, Jr. & Adele F. Seef, eds., The Public and Private in Dutch Culture of the Golden Age, Associated University Presses 2000, 17-23, op p. 20; geraadpleegd online via Google Books). Daarop heb ik verder gezocht en ben op een laat 19e eeuwse auteur uitgekomen, de Amsterdamse stadshistoricus Jan ter Gouw, die meer wist te vertellen over deze naam “Koningsgracht”. Over de Singel, die ik kennelijk voortaan een onzijdig lidwoord moet meegeven (hoewel, zie de titel van de afbeelding van de bundel met prenten van Petrus Schenk hierboven), schrijft hij: “ ’t Cingel heeft dien naam behouden sedert de 16e eeuw, toen ’t werkelijk was wat het nu slechts heet. Deze gracht heeft steeds behagen gevonden in de oude eenvoudigheid. Wel heeft men, toen er vroeger weidsche titels werden rondgedeeld, haar dien van Koningsgracht trachten op te dringen; doch zij heeft dien in alle nederigheid standvastig van de hand gewezen; zij wilde blijven, wat zij immer geweest was: ’t Amsterdamsche Cingel.” (Jan ter Gouw, “Amstelodamiana”, Eerste deel, derde druk 1874; eerste boek. De Amsterdamsche Straatnamen”, p.175; scan geraadpleegd via dbnl.org). De naam van “het Singel” bestond dus al voor de aanleg van de nieuwe grote grachten aan het begin van de 17e eeuw als zakelijke aanduiding van dat wat deze gracht ook was: een water dat de stad omsingelde in aansluiting met het IJ. Ter gelegenheid van de aanleg van de monumentale grachtengordel, werd ook naam “Koningsgracht” ingevoerd als een nieuwigheidje dat echter niet zou beklijven. Jan ter Gouw heeft in voornoemd werk een apart hoofdstuk gewijd aan straatnamen die uit titels zijn gevormd. Allereerst gaat hij in op het wonderlijke feit van deze merkwaardige naamgeving. “’t Mag verwondering wekken, dat men in Amsterdam onder de straten en grachten er een aantal vindt, en niet van de kleinste, die pronken met adelijke en vorstelijke titels, zooals men die wel in eene residentie, maar niet in eene stad zou verwachten, die altijd zoo bij uitnemendheid eene stad van kooplieden is geweest.” (ibid. 124). In zijn opheldering verbindt hij dit met de begeerte naar titels die alomtegenwoordig was in de 17e eeuw en die in Amsterdam alleen maar werd versterkt door de snelle sociale mobiliteit van de Republiek. Zoals boeken werden opgedragen aan personen van aanzien, zo werden ook deze nieuwe grote grachten verbonden met algemene heerlijkheden, met het ronddelen van, zoals we hierboven al lazen, “weidsche titels”.Heel vermakelijk schrijft Ter Gouw hoe de hoge heren van Amsterdam “die liefhebberij in titels” al tijdens de eerste vergroting van de stad (rond 1385) hadden overgebracht op onooglijke straatjes. “Maar met de latere vergrootingen ging het in dat opzigt beter. Men titelde toen ten minste grachten, die ’t waardig waren en hunne eer wisten op te houden. ’t Was natuurlijk, dat de Amsterdamsche Heeren hunne eigen gracht moesten hebben, — de Heerengracht; en ter eere van de Amsterdamsche keizerskroon (die de Heeren toen gaarne als de hunne aanmerkten) verscheen de Keizersgracht er naast. Waardig tweetal! Geen Amsterdammer, die niet, ’t zij met trots, ’t zij met eerbied, uwe namen uitspreekt! In die twee namen: Heeren- en Keizergracht! ligt een groot deel van Amsterdams magt en luister besloten, en grootsche herinneringen wekken zij op.
Maar er was nog een groote gracht te titelen; deze schonk men den Prins-Stadhouder, — de Prinsengracht. Wel lag die wat meer achteraf, maar dit was volkomen in den geest van dien tijd en de Heeren konden zich altijd hiermede regtvaardigen, dat zij de langste in den halven cirkel aan den Prins gegeven, de kortste voor zich behouden hadden.” (ibid. 125)Ha! Zo hebben wij het niet op school geleerd. Ik meen me te herinneren dat mij is uitgelegd hoe de opeenvolging van prins-keizer-heer bedoeld was als een soort stoute weerspiegeling van een gedroomde hierarchie: een prins is best belangrijk, de keizer toch iets meer, maar de heren van Amsterdam spannen de kroon. Hun gracht lag dicht rond het hart van de stad dat binnen het oude Singel lag. En in dat hart stond hun paleis, een 17e eeuws unicum waarmee de burgerlijke trots van de Amsterdammers groots werd gevierd. De heren van het Amsterdamse stadsbestuur hebben zichzelf een paleis gegeven (ingewijd in 1665) met dezelfde grandiose uitstraling als die van de burgerlijke “palazzi” in midden- en noord-Italië. Maar het stadhuis van Jacob van Campen was niet zomaar een noordelijk kopietje: dit “achtste wereldwonder” was groter dan menig vergelijkbaar paleis in de Italiaanse stadstaten. En stoerder: want het is gebouwd met natuursteen dat van verre moest komen. En het is gezet op merer dan 13000 houten palen opdat het niet in het veen zou wegzinken. Ook het beeldprogramma aan de binnen en buitenkant van het gebouw geeft er blijk van dat Amsterdam in het centrum van de wereld lag – denk aan de figuur van Atlas die de wereldbol torst. En dat centrum van de wereld en van de stad (in die wereld), daar gaat het om. De grachten in de gordel eromheen geven dus met hun namen weer wie de dienst uitmaakt – of zou moeten uitmaken – in de aangelegenheden van Amsterdammers. De eigen heren eerst. De erfelijke heersers pas in laatste instantie.Volgens deze conventionele interpretatie kunnen we de “prins” zien als de eerste van alle edelen, in ieder geval als een verwijzing naar de familie van Oranje, en de “keizer” als de eerste van de alle koningen. Kortom, Prins Willem-Alexander heeft dan nu al een gracht – de Prinsengracht – en hij zal met zijn inhuldiging tot koning dus verhuizen in de richting van de keizersgracht, ongeveer dan, dus in ieder geval ietsje dichterbij naar het centrum.Maar goed, de conventionele uitleg van mijn schooltijd klopt niet helemaal omdat die geen rekening houdt met het historische feit dat nog dichter bij het centrum dan de Herengracht er een gracht liep die aan de figuur van de koning werd opgedragen. (En volgens het AT5 stuk was dat dan kennelijk gedaan met Hendrik IV van Frankrijk in gedachten.) We gaan terug naar de tekst van Jan ter Gouw van kort voor 1874 (want in herdruk) die, na zijn vertelling over de betiteling van straten en markten volgens datzelfde schema van Heeren, Keizers en Prinsen, weer terugkomt op de grachten: “Maar nog was Amsterdam niet genoeg getiteld. Er moest ook een Koningsgracht wezen, en die naam werd in 1614 gegeven aan de nieuwe of westzijde van ’t Cingel en den Binnen-Amstel, dus: van de Brouwersgracht tot aan de Blaauwbrug. Maar die Koningsgracht heeft nooit populair willen worden, al heeft men er dan ook vervolgens nog een Koningsplein bijgemaakt. De oude naam Cingel behield de voorkeur en de Binnen-Amstel bleef ook bij ’t oude, en de Koningsgracht raakte in ’t vergeetboek. De naam Koningsplein bleef; – natuurlijk: dit had geen ouden naam, die den nieuwen verdringen kon. ’t Was maar een gedempt burgwalletje, en niets koninklijks er aan te bespeuren. En evenwel was die naam toch zulk een grief voor de Bataven van 95, dat zij ‘t pleintje verdoopten tot Burgerplein, en, om de “regten van den mensch” tegen alle koningen en aristokraten to handhaven, er een vrijheidsboom oprigtten, waarop een pop stond, die »Trijn met de linten” heette.” (Jan ter Gouw, “Amstelodamiana”, Eerste deel, derde druk 1874; eerste boek. De Amsterdamsche Straatnamen”, p.127; scan geraadpleegd via dbnl.org)Uit deze late geschiedsschrijving (secundaire literatuur van circa 1874) blijkt de, ja, zeg toch maar geringschatting van het koningschap in het Amsterdamse sentiment. Het Singel is voor de Amsterdammers het Singel gebleven. (De Singel voor mij dan.) En wanneer deze laat 19e eeuwse schrijver een denkbeeldige wandeling door de 17e eeuwse stad maakt, houdt hij daarom rekening met de mogelijkheid dat de naam “Koningsgracht” weliswaar kon worden gebruikt maar dat de Amsterdammers toch liever de oud-Amsterdamse naam “Cingel” (= “Singel”) wilden gebruiken: “Dat burgwalletje over, komen we op de Heiligewegssluis. Wij vatten er weder voor een oogenblik post om ’t Cingel te overzien, dat, of men tegenwoordig ook van Koningsgracht moge kallen, ons oud Amsterdamsch Cingel blijft. Met een fraaije bogt slingert het zich hier van den Regulierstoren af naar de Heisteeg, en raakt ons daar uit het oog.“ (“Zesde Boek. Eene wandeling in Amsterdam in het midden der zeventiende eeuw”, “Derde deel der wandeling”, 127). Tja, er zit wel alweer twee eeuwen tussen.Die verwerping van de naam “Koningsgracht” door Amsterdammers in de praktijk helpt misschien om te verklaren –al zit ik maar wat te speculeren op Facebook– hoe het kon gebeuren dat de benaming indruist tegen die conventionele uitleg van de grachtennamen waarmee ik vanaf mijn jeugd vertrouwd ben geweest. Mijn kennis was tot vandaag dus gebrekkig: ik wist niet dat het conventionele schema van prinsen-keizers-heren historisch incompleet was. Toch zei ik aan het begin reeds dat de historische dwaling minder sterk is zodra je de zaak functionalistisch bekijkt: het is van betekenis dat de naam “koningsgracht” het niet heeft gered in het traditionele repertoire van de grachtengordel. Amsterdammers wilden de naam eenvoudigweg niet.Dus waar blijven we nu steken in onze beoordeling van de verdiensten van het voorstel van de D66-er Rick ten Have? Als we het historische feit van de noemer “Koningsgracht” terzijde schuiven – geheel arbitrair natuurlijk – dan zou ik het houden op de eerste inval van vanmorgen: een koningsgracht in het centrum, nog dichter op het centrum van de wereldmacht gelegen dan die van de “heren”, verstoort de unieke historische uiting van Amsterdamse burgertrots die de grachtengordel is. Feliz wees me erop dat deze symbolische lading een integraal deel is of zou moeten zijn van de Amsterdams Grachtengordel als UNESCO werelderfgoed.

De geldigheid van deze visie is inderdaad gecompromitteerd door de “vondst” in oudere literatuur van de naam “Koningsgracht” voor het Singel ter gelegenheid van de aanleg van de monumentale grachtengordel. Maar dan is dat oordeel alleen gesneuveld in nominale zin. Want in de praktijk wilden de Amsterdammers die naam daar niet. Dat weten we niet alleen omdat Jan ter Gouw dat later zo zou stellen maar gewoon ook omdat de naam Koningsgracht kort na de formele toekenning kennelijk in onbruik is geraakt als die sowieso al in het dagelijks leven in gebruik is genomen.

Er zijn nu ook vast veel Amsterdammers, net als toen, die de naam liever niet willen. Amsterdam is weliswaar de hoofdstad van de het Koninkrijk der Nederlanden maar hhet is niet de bedoeling dat er dik op te leggen. Want Amsterdam is ook nog de erfgenaam van die Republiek die in de voorhoede stond van de moderne staatsvorming. Het gaat hier om het oude spel van de annexatie van “de Republiek Amsterdam” als laatste bolwerk tegen de Oranjes! Kijk maar eens voor de lol –al dan niet met een zure glimlach– naar de website van het paleis op de Dam. Je ziet dat daar het hoofdstuk “geschiedenis” begint met de installatie van de koning van Nederland in 1813! Die heeft snel even kunnen profiteren van het feit dat enige jaren tevoren het paleis al in bezit was genomen door “koning” Lodewijk Napoleon, de koninklijke zetbaas van zijn grote broer Napoleon Bonaparte. (Eigenlijk heeft het radeloze stadsbestuur in zijn verslagenheid het aan de nieuwe koning Willem I geschonken als ware het college inmiddels geleid door een voorafschaduwing van Rick ten Have – alweer zit de historische werkelijkheid toch weer ingewikkelder in elkaar). Nou ja, we zijn er maar weer mooi klaar mee. Laten we hopen dat de UNESCO de Oranjegekte tijdig weet in te dammen door ons huidige stadsbestuur op de vingers te tikken zodra ze het gratis cadeau aan Willem Alexander willen doen. Leve de Republiek Amsterdam. (En ik zing ook niet mee tijdens de inhuldiging.)

NB. Dit is een privé stukje, een verkennend schrijven, dat niet is gebaseerd op een zorgvuldig afgewogen verzameling van bronnen en literatuur. Gepubliceerd op Facebook op 26 februari 2013

 

Naschrift 23 maart 2013: op de website van De Volkskrant verscheen op  23 maart 2013 het bericht, afkomstig van nu.nl, dat de straatnamencommissie heeft besloten een negatief advies te geven aan de deelraad Centrum; de burgemeesterheeft verklaard het hier mee eens te zijn en men verwacht nu dat de naamsverandering niet door zal gaan. De Volkskrant weet mijn hele verhaal een stuk bondiger te vertellen: “Het Singel is een gracht die loopt vanaf het IJ tot het Muntplein, waar die uitmondt in de Binnen Amstel. In de zeventiende eeuw werd de gracht wel tijdelijk de Koningsgracht genoemd, als eerbewijs aan Koning Hendrik IV van Frankrijk. In die tijd was dat een belangrijke bondgenoot van de Republiek. Het Koningsplein herinnert nog aan die periode. Het voorstel was overigens om alleen de gracht zelf een andere naam te geven. De adressen van de mensen die wonen aan Het Singel zouden niet veranderen.”