De heilige toverspreuk van de VS: “The greatest democracy of the world”.

“Het Witte Huis heeft het al afgekraakt, maar politiek Washington is in de ban van Michael Wolffs boek Fire and Fury. De journalist schetst, op basis van tweehonderd gesprekken met president Trumps staf en diens vrienden, een weinig verheffend beeld van Donald Trump. Hij zou ongeïnformeerd zijn en advies schuwen.” (Stieven Ramdharie, De Volkskrant 4 januari 2018)

Vele stuurlui aan de wal van onze kant van de Atlantische Oceaan hadden tijdens de verkiezingscampagne van Trump al de indruk dat de kwaliteiten van de persoon wellicht wat tekort zouden schieten voor de hoge functie van president van de Verenigde Staten van Amerika.  Nu zijn kennelijk veel burgers van dat land zelf ook verbaasd over de onthullingen in dat boek (dat ik in ieder geval niet hoef te lezen) van Wolff. Alles is hier in Nederland allang gezegd over Donald Trump. Toch sta ik in mijn persoonlijke Facebook hoekje toch even plechtig stil bij het aantal stemmen dat hij heeft gekregen: 62.979.636 ofwel zo’n 46% van de stemmen. Onze eigen populisten zijn er gelukkig niks bij. Denken ze in de VS nog echt dat hun samenleving “the greatest democracy of the world” is?

“The greatest democracy of the world”. Het is een zogenaamd “veel gehoorde uitspraak”, een term die herhaaldelijk gebruikt wordt als versierend kenmerk (epitheton ornans), vergelijkbaar met “the leader of the free world”, waarvan de bronnen me nog niet bekend zijn.

In de volgende woorden van president Roosevelt uit 1940 blijkt de “democratische heiligheid” van deze kwalificatie:

“We as a people today have the common determination to put our country above all else. Please God we may always keep it so as to preserve our priceless heritage of the world’s greatest democracy which came from the Fathers of the Republic. It can only be kept by building upon that sound foundation in the patriotic way, in the democratic way and in the American way. And that is and shall be our way, as a great and as a united people, now and forevermore.” (Franklin D. Roosevelt: “Greeting to the American Federation of Labor.,” November 13, 1940. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

President Truman wist wel waarom de USA deze kwalificatie verdiende: “the reason that our Government is strong, and the greatest democracy in the world, is because we have a Bill of Rights.” (Harry S. Truman: “Address Before the Attorney General’s Conference on Law Enforcement Problems.,” February 15, 1950. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Alle presidenten lijken de term wel eens (of meer dan een) te hebben gebruikt, zo ook John F. Kennedy, in een oproep uit 1962 aan alle stemgerechtigden om van hun democratisch recht gebruik te maken: “There is nothing more unfortunate than someone who says he is a citizen of the United States, the greatest democracy in the world, and can’t take the trouble to register. There are people in this country who’ve been shot because they’ve tried to register. We want every citizen of this State to register and we want them to come and vote. We hope they’ll vote with us, but we want them to vote.” (“Remarks at the Municipal Mall in Flint, Michigan.,” October 6, 1962. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

President Nixon gebruikte de term, met nadere toelichting, opvallend genoeg voor een ander land, India, toen premier Indira Gandhi op staatsbezoek was in 1971, stellende dat zij de vertegenwoordiger was van “the greatest democracy in terms of numbers in all the history of the world–500 million people.” (Richard Nixon: “Toasts of the President and Prime Minister Gandhi of India.,” November 4, 1971. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Gerald Ford verwerkte het beeld in zijn State of the Union van 19 januari 1976: “The truth is we are the world’s greatest democracy. We remain the symbol of man’s aspiration for liberty and well-being. We are the embodiment of hope for progress.” (Gerald R. Ford: “Address Before a Joint Session of the Congress Reporting on the State of the Union.,” January 19, 1976. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Het valt me op dat Jimmy Carter de heilige nationalistische woorden verzwakte met een kritische toevoeging – hetgeen past bij mijn herinnering aan deze president:

“Martin Luther King, Jr., looked about him in his young life and saw great injustice. Many others before him had seen, and some—too few—had deplored racial prejudice, which resulted in deprivation of some and hatred among many. But for generations, little of that had changed. He looked about him and saw many of his own people who couldn’t sit down at a lunch counter, who couldn’t drink from a water fountain, some of whom were afraid to register and to vote in the self-professed greatest democracy on Earth. He saw a people without power or influence who were branded as inferior by both law and custom” (Jimmy Carter: “Atlanta, Georgia Remarks Accepting the Martin Luther King, Jr. Nonviolent Peace Prize. ,” January 14, 1979. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Uiteraard sprak Ronald Reagan gewoon weer probleemloos van “the greatest democracy in the world” (Ronald Reagan: “Radio Address to the Nation on the Reform of the Budget Process ,” November 8, 1986. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project); en het nationalistische adagium kon bij hem zelfs een kosmische lading krijgen met de alternatieve verwoording “the greatest democracy on Earth” (Ronald Reagan: “Remarks at a White House Meeting with the Deficit Reduction Coalition ,” April 16, 1985. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Van George Bush heb ik zo snel geen uitspraak gevonden.

Bill Clinton verwerkte het epitheton weer wel heel netjes in zijn inaugurele rede op 20 januari 1997:  “And the world’s greatest democracy will lead a whole world of democracies.” (William J. Clinton: “Inaugural Address,” January 20, 1997. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project)

Van George W. Bush zouden we ook niks anders hebben verwacht: “Ours is the greatest democracy in the world. Ours is the greatest country in the world.” (George W. Bush: “Remarks and a Question-and-Answer Session With the American Society of Newspaper Editors,” April 5, 2001. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Het beeld van de VS als de grootste democratie van de wereld sprak ook Barack Obama aan (Barack Obama: “Remarks at a Ford’s Theatre Gala,” June 6, 2010. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project). Ook hij kon, net als Reagan, gemakkelijk spreken van de “greatest democracy on Earth” (Barack Obama: “Remarks at a Democratic Hope Fund Dinner in Los Angeles, California,” February 11, 2016. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

De term is ook vaak gebruikt als compliment door regeringsfunctionarissen van andere landen. Door bijvoorbeeld:

(A) de premier van Ierland Lamass in 1963 (John F. Kennedy: “Toasts of the President and Prime Minister Lemass.,” October 15, 1963. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project);

(B) een latere premier van Ireland, John M. Lynch, in 1970 (Richard Nixon: “Remarks on Departure From Ireland.,” October 5, 1970. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project);

(C) de Israelische president Katzir – in een toast op een diner bij de Knesset met de eregasten Nixon en Kissinger – op 18 juni 1974 (Richard Nixon: “Toasts of the President and President Ephraim Katzir of Israel at a State Dinner in Jerusalem,” June 16, 1974. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project);

(D) zijn opvolger premier Rabin in 1974 (Gerald R. Ford: “Remarks of Welcome to Prime Minister Yitzhak Rabin of Israel.,” September 10, 1974. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project);

(E) premier Fraser van Australië in 1981 (Ronald Reagan: “Remarks at the Welcoming Ceremony for Prime Minister J. Malcolm Fraser of Australia ,” June 30, 1981. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

(F) premier Bhutto van Pakistan in 1989 (George Bush: “Remarks at the Welcoming Ceremony for Prime Minister Benazir Bhutto of Pakistan,” June 6, 1989. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project)

(G) president Zhelev van Bulgarije in 1990 (George Bush: “Remarks and an Exchange With Reporters Prior to Discussions With President Zhelyu Zhelev of Bulgaria,” September 28, 1990. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project);

(H) en de premier van Bangladesh, Sheikh Hasina, tijdens een persconferentie met Bill Clinton in Dhaka op 20 maart 2000 (William J. Clinton: “The President’s News Conference With Prime Minister Sheikh Hasina of Bangladesh in Dhaka,” March 20, 2000. Online by Gerhard Peters and John T. Woolley, The American Presidency Project).

Nog steeds dus is de heilige toverspreuk van kracht. Als versierend kenmerk van de VS is “the greatest democracy of the world” recentelijk nog gebruikt door bijvoorbeeld de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden Paul Ryan (in een Tweet van 27 september 2016).

Het is voor een groot deel van het USA-publiek een waarheid als een koe. Volgens een onderzoek van CNN in 2016 zou een overweldigende meerderheid van de ondervraagden het eens zijn met de bewering dat de USA “the greatest democracy of the world” zou zijn (Glossy News – maar ik heb geen verwijzing gevonden naar de bron zelf dus let op).

 

Maar er is natuurlijk tegenwoordig ook veel kritiek op de veronderstelling dat de VS “the greatest democracy” van de wereld zou zijn (zoals, heel willekeurig hier; of hier; of hier; zie bijvoorbeeld ook Kate Maltby, CNN 11 maart 2017). De praktijk van de verkiezingen lijkt mij inderdaad ook eerder te wijzen op een oligarchie dan een democratie (heel gek: teveel Sparta, zou je zeggen, maar gek genoeg nu, met Trump, tegelijk ook teveel ochlocratie uit klassiek Athene!). Uiteindelijk lijken de stemgerechtigden van de VS altijd uit te komen op een keuze tussen twee kandidaten die, gesteund door vele miljoenen dollars, de zwaar beladen kar van hun lobbygroepen trekken: zo kan men dan, op zijn “best” of op zijn “slechts”, kiezen tussen twee kwaden (vergelijk dit artikel van Mark McKinnon in The Telegraph van 19 mei 2012).

En zo kon het nu dus gebeuren dat een volslagen ongeschikte “frontman” tot veler verbazing en misnoegen, inclusief zijn eigen, op de machtige positie terecht kwam van, onder meer, de opperbevelhebber der strijdkrachten. Berg je maar voor zijn “greatest hits”!

Voor de kwalificatie “the greatest” moet het niet alleen om aantallen gaan – in welk geval de VS het zou afleggen tegen India (zie de woorden van Nixon hierboven) –  maar ook om kwaliteiten. Misschien dat een deel van de bijna 63 miljoen kiezers in de VS die les inmiddels ook hebben geleerd.

Maar de laatste paar alinea’s geven de visie weer van een skeptische Europeaan als mijzelf. In de VS zelf zal deze kritiek niet bij veel mensen gehoor krijgen denk ik.

In die geest bied ik mijn laatste citaat, van de senator Lindsey Graham uit South Carolina, waaruit blijkt hoezeer men de mythische waarheid van de term zal willen blijven verdedigen. Op 24 januari 2017 hekelde hij Trump’s herhaalde aantijging dat hij zou zijn beroofd van de “popular vote” door miljoenen stemmen van illegale immigranten. De beschuldigingen zouden volgens de senator niet de geldigheid van de kwalificatie van de “meest grootse democratie van de wereld” aantasten maar wel de geloofwaardigheid van de persoon die het bestond er afbreuk aan te doen. Met andere woorden: er kon geen twijfel bestaan – echt niet – aan de superioriteit van de democratie van de USA.  “I would urge the President to knock this off; this is the greatest democracy on Earth, we’re the leader of the free world, and people are going to start doubting you as a person if you keep making accusations against our electoral system without justification,” Graham said. “This is going to erode his ability to govern this country if he does not stop it.” (CNN).

De mens is de mens een wolf

“Volgens recent Amerikaans onderzoek raken oorlogen tegenwoordig net zoveel mensen als vroeger. Maar er is veel kritiek op de studie. Zo zou het rekenmodel niet deugen en is er geen verklaring voor waarom mensen vechten.” (“Onderzoekers tonen aan: mens is altijd even gewelddadig gebleven. Maar niet iedereen is overtuigd” in: De Volkskrant 19 dec. 2017)
 
Dit lijkt me sterk.
 
Ik las echt heel toevallig vanmorgen hier nog over in Charles Tilly’s Coercion, Capital, and European States, AD 990-1992 (1992, pp. 70-75). Volgens de onderzoeken (eveneens met schattingen uiteraard) waarop hij zich toen baseerde, op grond van een vergelijkbaar totaal aantal conflicten, concludeerde hij dat er een sterke toename te constateren viel in het aantal dodelijke slachtoffers tussen de 16e en de 20e eeuw, van gemiddeld 9.400 militaire slachtoffers per jaar in de 16e eeuw tot 290.000 in de 20e eeuw. Gerelateerd aan schattingen (die ook al behoorlijk discutabel zijn) van de wereldbevolking in 1600 (580 miljoen) en 2000 (6.127 miljoen) is de bevolking in die vierhonderd jaar gestegen met zo’n 1.000% en het aantal militaire oorlogsslachtoffers (let wel: met uitzondering van burgerslachtoffers!) met meer dan 3.000%. Dat geeft dus een heel ander beeld.
 
Het kwantitatieve aspect daargelaten is het wel heel erg vreemd dat men niet kon komen tot een verklaring voor het feit dat mensen plegen te vechten. De geschiedenis grossiert in aanwijzingen waar de verklaringen uit kunnen worden gedestilleerd. Ik geef hier graag de aanzet weer die Charles Tilly heeft gegeven:

“Why did wars occur at all? The central, tragic fact is simple: coercion works; those who apply substantial force to their fellows get compliance, and from that compliance draw the multiple advantages of money, goods, deference, access to pleasures denied to less powerful people. Europeans followed a standard war-provoking logic: everyone who controlled substantial coercive means tried to maintain a secure area within which he could enjoy the returns from coercion, plus a fortified buffer zone, possibly run at a loss, to protect the secure area. Police or their equivalent deployed force in the secure area, while armies patrolled the buffer zone and ventured outside it; the most aggressive princes, such as Louis XIV, shrank the buffer zone to a thin but heavily-armed frontier, while their weaker or more pacific neighbors relied on larger buffers and waterways. When that operation succeeded for a while, the buffer zone turned into a secure area, which encouraged the wielder of coercion to acquire a new buffer zone surrounding the old. So long as adjacent powers were pursuing the same logic, war resulted.” (Charles Tilly, Coercion, Capital, and European States, AD 990-1992, Blackwell: Cambridge MA & Oxford UK [1990] 1992, pp. 70-71). Men komt elkaar al gauw tegen bij het tuinhek!
 
Daarmee had Tilly meteen ook de kern van Europese staatsvorming te pakken.